“Schrijfster is al een halve eeuw thuis in Kalenberg”
door George Huisman
De oude bakkerij van Kalenberg wordt al 50 jaar bewoond door schrijfster Marjan Berk. Ze zag het Te Koop-bord staan en diezelfde middag was ze eigenaar.
Marjan Berk aanschouwde de tuin met perken en duizendschonen en was verkocht. Liefde op het eerste gezicht. ‘We hebben het geld -28.000 gulden- bij elkaar geleend. We zaten toen nog met vier, later vijf kinderen op een Amsterdams bovenhuis, met balkonnetje. Elk vrij moment trokken we de natuur in. Dus ‘logisch’ dat we hier terecht kwamen’, vertelt ze. ‘We hadden hele leuke buren, Garriet en Margje. Zij hielden ons scherp op de hoogte wat je wel en niet kon doen, vooral op zondag’.
Nooit spijt gehad van deze stap: ‘Amsterdam was mijn eerste liefde, Kalenberg mijn tweede eerste liefde. Dit huis, dit dorp, zijn een absolute bron van inspiratie, van plezier. Hier kan totale stilte heersen. Elke zomer gingen we zwemmen in het meertje (‘de flessen witte wijn hingen in het water’), op fietsafstand verderop gelegen’.
Toen ze begon te schrijven -tot dan was ze actrice en cabaretière- ‘was het alsof er een stop uit me getrokken werd’, zegt de 85-jarige (‘ik ben stokoud, een oud wijf, maar heb het geheugen van een ouwe olifant’). Ze heeft tientallen boeken (waaronder een aantal over deze regio) op haar naam staan, schreef verhalen en series voor toneel, radio en televisie. En dat schrijven doet ze nog steeds, ze is nu bezig met het nieuwe boek Hofdames en produceert wekelijks een column voor het AD.
Marjan Berk staat midden in het leven. Rijdt gewoon naar Amsterdam in haar klassieke Saab, een vooroorlogse Nokia onder handbereik. ‘Fietsen mag ik niet meer, aantal hele nare valpartijen achter de rug, daardoor beide verstandskiezen in de mond gebroken, meerdere keren op m’n kop gevallen, schedelbasisfractuur. Vorig jaar nieuwe schouder gekregen, ik loop met een stok, rollator is niks voor mij, en mijn benen zwabberen. Maar voor de rest gaat het goed hoor! Ik heb mijn beperkingen, maar ik leef voorzichtig’
Ze woont nog steeds op zichzelf. ‘Als het gedaan is met de zelfstandigheid? Ach jongen, daar anticipeer ik niet op’.