1 mei 2016

1 Mei lezing Luc Greven

1 mei lezing ‘16

Op zo’n dag als vandaag mis ik de Stem des Volks. Jarenlang onze vaste gast. Ze hadden ongetwijfeld het lied “De 1e Mei” gezongen en daarmee voor iedereen duidelijk gemaakt waarom we vandaag bijeen zijn. Waarom overal in de wereld de arbeidersbeweging bijeen is. Het gaat zo!

De 1e Mei

 

Een dag is ’t van vreugde

Een dag is ’t van strijd.

Een dag aan ‘t ontwaken der volk’ren gewijd

Een dag van verzet voor geknechten!

Zij leggen gereedschap en werkpak aan kant

En donderend klinkt het door stad en door land:

Ten strijd voor uw heiligste rechten!

Eén dag zijn we vrij, de eerste van Mei

 

Dit lied benoemt 2 kenmerken van de Dag van de Arbeid: ten eerste de  Internationale dimensie met “een dag aan ’t ontwaken der volkeren gewijd” en ten tweede het thema van de dag:  “een dag van verzet voor geknechten, ten strijd voor uw heiligste rechten”: het gaat over fatsoenlijk werk, in termen van Lodewijk Asscher. Daar ging het om van oudsher: recht om je te verenigen in een bond, een 40 urige werkweek, een vrije zaterdag, en vanaf het begin: de 8-urige werkdag.

Die traditie van 1 Mei om daar aandacht voor te vragen begon in 1890 her en der in Nederland. Enkele duizenden mensen kwamen die dag in actie voor een 8-urendag. In Europa werd tot de jaarlijkse viering besloten op 21 juli 1889 op het congres van de Tweede Internationale in Parijs. Het doel was om de strijd voor de 8-urige werkdag te versterken. Op 1 mei 1890 vonden in veel landen de eerste vieringen plaats.

De basis daarvoor ligt in de VS. In 1884 nam de American Federation of Labor een resolutie aan: daarin wordt voorgesteld om vanaf 1 mei 1886 de 8-urendag ingevoerd te krijgen. In de maanden vooraf aan die eerste mei van 1886 betogen overal in Amerika arbeiders voor 8 uur per dag. In Chicago loopt dat uit de hand. Woest ingrijpen van schietende politie, bommen van anarchisten, gewonden, doden. Op 19 augustus worden dan 7 arbeiders ter dood veroordeeld. Ze lijken nogal willekeurig opgepakt en de rechters zijn zwaar bevooroordeeld. November 1887 worden 4 van de 7 opgehangen. Er komen 600.000 arbeiders naar hun begrafenis. Er is een storm van international protest uit de arbeidersbeweging. De andere 3 worden na het aantreden van een nieuwe gouveneur (Altgeld) vrijgelaten, waarbij hij met nadruk zegt: “Niet omdat ze voldoende geleden hebben, maar omdat ze onschuldig zijn. Zij waren net als de gehangenen slachtoffer van hysterie, een corrupte jury en een bevooroordeelde rechter.” De 1e Mei is er om te vieren wat bereikt is en om stil te staan bij degenen die er hun leven voor gelaten hebben.

 

Er zijn meer dieptepunten rond 1 mei…naast de bloedige afloop van de staking in Chicago.

In de Sovjet-Unie werd 1 mei jaarlijks gevierd met een parade, waaraan nauwelijks arbeiders maar vooral de legereenheden deelnamen, die daar hun dodelijke speeltjes presenteren. 1 mei is er gestolen door de aanhangers van de wapenwedloop en communistische dictators.

Nog gruwelijker: in 1933 laat de regering van Hitler 1 mei per wet tot betaalde “feestdag van de nationale arbeid” verklaren. Zo wisten Goebbels en  Hitler een groot aantal vakbondsleiders op 1 Mei naar Berlijn te lokken om ze vervolgens gevangen te kunnen nemen en naar concentratiekampen af te laten voeren. We kennen het dramatische vervolg.

Allemaal niet zo opgewekt. Laten we daarom eens kijken naar de Steenwijkerlandse strijd voor fatsoenlijk werk: die kent in de geschiedenis ook zijn dieptepunten en hoogtepunten…

Het kan wel anders, dan in Chicago. Ook in die tijd. In het laatst van de 19e eeuw heerste in Steenwijk, vooral in de wintermaanden, grote werkloosheid. Dit leidde niet alleen tot bittere armoede, maar ook tot onlusten, stakingen en veel bedelarij. In 1893 werd, op initiatief van burgemeester Lewe van Aduard en houthandelaar Salco Tromp Meesters (de vader van Jan Hendrik die Rams Woerthe liet bouwen alsook de Ambachtschool en de HBS), een voor Nederland unieke vereniging opgericht: de Vereniging tot Bestrijding der Bedelarij door Werkverschaffing (doelen die wel lijken op die van de eerdere Maatschappij voor Weldadigheid). Salco bekostigde de bouw (1895) van een werkplaats voor werkloze arbeiders aan de zuidkant van het Steenwijkerdiep (nu een restaurant, herkenbaar aan de markante houten opbouw). De vereniging werd opgeheven in 1951 en hielp veel mensen uit de armoede. Het is een voorloper van de sociale werkvoorziening zoals we die nu kennen bij de  Noord West Groep.

Ik til er nog 2 grote gevechten voor fatsoenlijk werk in onze streek uit:

  • De grote veenstakingen in Steenwijk e.o. van 1888 en 1902

 

In die tijd werken zomers tussen de 3500 en 4000 arbeiders in het veen in onze streek. Die hadden contracten bij veenbazen, die het recht hadden om een stuk land te vervenen. Het was loodzwaar werk, want het laagveen kun je niet spitten, maar moet je met een emmer aan een stok opscheppen, in bakken laten drogen, in stukken snijden, opstapelen, keren etc. Mannen werkten er soms tot de dood aan toe, vrouwen ook, kinderen vanaf een jaar of 10…. “Al wat armen en benen heeft werkt!”, heette het.  Naar school gaan ze nauwelijks, het grote merendeel is analfabeet. Dus overgeleverd aan de goede wil van de veenbazen. Dat hield niet over. Van 1830 tot 1880 had er geen verhoging van de stuklonen plaatsgevonden en wel was er meer en meer verplichte winkelnering bij de veenbaas ingevoerd. Die runde vaak een winkel en een kroeg. Uitbetaling van de weeklonen was in de kroeg. In de “contracten” stond een  verplichte consumptie tot soms wel 2 guldens per week toe (jenever tegen 5 cent per glas!). Ze verdienden vaak maar 1 gulden 25 per dag!

In 1888 loopt dat uit de hand. De veenarbeiders hebben zich voor het eerst geörganiseerd. De Verveners willen de lonen verlagen. De Vereninging van Veenarbeiders roept op dat niet te accepteren. Op 22 mei 1888 breekt daarop een grote staking uit. 2000 arbeiders bij Steenwijkerwold staken. 75 man infanterie en 27 man cavelerie uit Deventer krijgen bivak in Steenwijk, om de stakers er onder te houden. De burgemeesters van Steenwijk, Oldemarkt en Steenwijkerwold verbieden vergaderingen in de open lucht. In schuren van arbeiders gaan de bijeenkomsten door, maar ze zijn klein en er zijn steeds veel veldwachters en militairen aanwezig. De stakingen verlopen, ook door toezeggingen van verveners dat ze het loon zullen verhogen. Wat later niet nagekomen wordt. En ja, werk betekende slecht eten, niet werken geen eten! Veel veenarbeiders gaan hooien in Friesland, om de kost te verdienen. De rijksveldwachters vertrekken 30 juni, elk met een gratificatie van 15 gulden (een kapitaal) “wegens buitengewone diensten tijdens de jongste werkstaking in deze gemeente bewezen”.  12 daglonen van een veenarbeider.

Dat kan niet goed blijven gaan. In 1902 komt het hele spel weer op de wagen. Dit keer gaat het om de maat waarmee de veenbazen meten. De arbeiders willen per 4 meter betaald krijgen met een fatsoenlijke, vaste meetstok gemeten, de bazen willen 4.75 meter en meten met hun eigen stok.

Midden in het uitgeveende moerasgebied werden vele massa bijeenkomsten  gehouden, zomaar in de openlucht. Opnieuw wordt politie uit verschillende plaatsen van ons land naar de Kop van Overijssel gezonden. De agenten  waren totaal onbekend. Ze moesten aan bewoners vragen waar de stakers vergaderden. Ze werden verwezen richting Zandhuizen en Wittelte. Sommigen schijnen bij mist daar nog aan het zwerven te zijn.

Politie die wel bij een staking geraakte, ging het niet veel beter af. De stakers waren militanter en beter voorbereid en geörganiseerd in bonden dan in 1888, toen de staking nog door troepen gebroken was. Hoe meer politie ten tonele verscheen, hoe feller het verzet werd. De enkeling, die zich nog tussen de stakers waagde, verdween ondersteboven in het trekgat. De emancipatie is bij deze vroege arbeidersbeweging al op orde, want ook vrouwen laten zich bij het onderdompelen van de Heilige Hermandad niet onbetuigd. Wel vijfhonderd mannen trokken door Steenwijk met het strijdlied: “Laat het maar klinken door Steenwijk heen, bij de vier elle, anders mengt er geen een”.

Deze keer winnen de veenarbeiders volledig. In 1902 wordt voor de veenderij een nieuwe algemene maat ingevoerd, waarmee het opgebaggerde veen wordt gemeten. De veenarbeiders van toen konden met trots terugzien op wat ze bereikt hadden. Zo niet burgemeester Stroink van Steenwijkerwold, wiens naam nog voortleeft in een weg tussen Onna en Zuidveen: die was verbitterd en verweet de Veenbazen slappe knieën, ze hadden niet toe moeten geven aan de stakers. Hij zag kennelijk liever de duizenden veenarbeiders in zijn gemeente in armoede voortploeteren. Er is wel om minder een straatnaam gewijzigd.

  • Dan Blokzijl….onze koopmannenstad…maar met een bittere geschiedenis voor de werkers…

 

Op 22 december 1924 gebeurt er iets in Blokzijl dat de stad jarenlang in rep en roer zal brengen. Bij Loos, een grote houthandel en houtzagerij, met afstand de grootste werkgever, legde een groot deel van het personeel die dag het werk neer. Een zevental arbeiders was lid geworden van een vakbond en dat pikten de eigenaren Jan en Wessel Loos niet. Ze wensten geen vakbondsleden binnen hun poorten. Nadat het zevental geörganiseerde werklieden de laan was uitgestuurd, waren ook veel van hun collega’s vertrokken. Het werk lag daardoor vrijwel stil.

Loos en Loos wilden niet onderhandelen en besloten zo snel mogelijk nieuw personeel aan te trekken. Dat vond Loos in Ambt Vollenhove, waar elk jaar in de wintermaanden een fors gebrek aan werk was. De werkloze mannen uit die gemeente hadden weliswaar geen enkele ervaring in de bewerking van hout, maar die zouden ze na verloop van tijd wel krijgen, zo dachten de broers Loos.

Op maandag 5 januari 1925 kwamen er een kleine dertig naar de fabriek. Een eerste groep sloop naar de werkloods. De tweede groep werd door stakers gezien, tegengehouden en van de fiets getrokken. Er vielen rake klappen. Een deel van de ‘onderkruipers’ zag kans toch het fabrieksterrein op te glippen, de anderen vluchtten naar huis.

De stakers bleven posten bij de fabriek, maandenlang, om zoveel mogelijk ‘onderkruipers’ tegen te houden. Maar toch: er werd nieuw personeel uit Ambt Vollenhove met een open motorschuit van Loos vanaf de Ronduite gehaald en teruggebracht. Soms liet Loos ter afwisseling een tijdje een bus rijden, onder politiebewaking.

De politie in Blokzijl was in verband met de spanningen weliswaar met twaalf rijksveldwachters, later vervangen door marechaussees, uitgebreid, maar die kon conflicten niet voorkomen. De burgemeester wordt “ingepeperd” als hij toezicht houdt bij de fabriek. Loos trekt een revolver in een confrontatie met de stakers en dreigt ze neer te schieten. Het komt tot een rechtszaak maar niet tot een veroordeling.

De broers Berend en Roelof Vis uit Blokzijl, beiden stakers, kwamen er minder goed vanaf. De officier van justitie van de rechtbank in Zwolle vond dat de broers lang het gevang in moesten. Zij waren op zaterdagavond 6 juni 1925 in Vollenhove uitgeweest. Op weg naar huis werden ze gepasseerd door de werkwillige Hein Belt uit Ambt Vollenhove. Een pak slag was Heins deel. Een half jaar in de bak, zo eiste de officier!

Er is geen uitzicht op een oplossing. Loos en Loos willen geen vakbondsleden aan het werk. Intussen vallen er tientallen gewonden in de fabriek onder het onkundig personeel, dat met gevaarlijke zaagmachines moet werken. Eind april 1927 (na anderhalf jaar) besloten de gezamenlijke stakers in overleg met de Christelijke Houtbewerkersbond en de Nederlandsche Vereniging van Fabrieksarbeiders de staking te beëindigen. Niet om weer aan het werk te gaan, integendeel. De stakers zouden proberen elders werk te vinden. Zolang dat niet was gelukt, zouden ze een ondersteuning blijven houden van de bonden.

Op 24 november van dat jaar leidt de toestand in Blokzijl tot kamervragen. Het was het SDAP Tweede Kamerlid Wiebe van der Sluis (een van de eerste socialistische burgemeesters) opgevallen, dat de financiële positie van de gemeente Blokzijl onhoudbaar was vanwege de staking bij de firma Loos. “De heren Loos, die niet toestonden dat arbeiders zich organiseerden, waarop een staking uitbrak, die meer dan twee jaar duurde.”, zo zei hij bij de behandeling van de begroting van Binnenlandsche zaken en Landbouw. “De menschen hebben zich doodgestaakt. Van het bedrijf is maar heel weinig meer over en de bevolking is geruïneerd”, aldus Van der Sluis. De minister gaf toe dat de gemeente Blokzijl er slecht voor stond en dat belastingen er bijzonder hoog waren en dat het zijn aandacht had.

Wat later gaat de ‘zaogemeule’ definitief ten onder. Jan en Wessel Loos konden niet meer aan hun betalingsverplichtingen voldoen. De Lozen vertrekken. Blokzijl blijft verarmd achter.

Wat uit veel van die verhalen schrijnend naar voren komt is dat de mensen door de machthebbers zo met vereende krachten (van patroons, burgemeesters, militairen, politie) onder de duim gehouden werden, vernederd, geknecht en gekleineerd. Dat ging heel diep zitten, tot in de genen. Dat is nog generaties lang meegedragen. Elders, en in onze streek.

Toen ik een jaar of 14 was kwam ik bij mijn Opa Lucas met een matig rapport. Hij bekeek het en gaf me niettemin toch een zilveren gulden, wat de gewoonte was, en zei verder niets over de 5-jes op de lijst. Hij zei: “Goa ies eem zittn.” En hij vertelde over Ome Jan, de jongere broer van Oma, geboren in 1905. Ik zie mijn Opa in gedachten nog zitten in zijn leunstoel, die je vanachteren met beugels kon verzetten tot ligstand, met zijn pruimtabak bij de hand en zijn door zon gelooide hoofd. Niets over het rapport. Ome Jan was op zijn 12e in dienst gekomen bij exportslagerij Pasman. Geen beste baas, de oude Mannes Pasman, maar een grote baas in de stad, zeker toen hij ook Margarine ging fabriceren. Er werkten 300 man aan de Eesveenseweg, voor het overging in het latere Unilever. Op zijn 18e werd Ome Jan lid van de vakbond, een actief lid, die voor zijn mening uitkwam. Dat zinde Pasman niet, zo’n oproerkraaier. En als de Opregte Steenwijker Courant verslag had gedaan van een vergadering van de bond en de bijdrage van Ome Jan daaraan zinde hem niet, dan werd hij aan het bureau geroepen en te verstaan gegeven zijn mening te herzien.

Dat zat er niet in bij Ome Jan en dan volgde ontslag op staande voet. Talloze keren. Dan zat hij zonder inkomen. Door de andere bazen in de stad buitengesloten. Kansloos. Hij was inmiddels getrouwd, had kinderen, en als alle geld dan op was, en alles beleend was, zei zijn vrouw: “Je moet aan Pasman gaan vragen of je terug kan komen, zo kan het niet langer, de kinderen sterven van de honger.” Zo vertelde mijn opa. En dan moest Ome Jan naar Pasman, verarmd, vermagerd, gebroken, met de pet in de hand, om hem te vragen of hij alsjeblieft weer aan het werk kon.

Opa viel even stil…. keek me aan met 1 oog en met het andere oog keek hij naar het rapport en zei: “ Jongen, zorg daj nooit mit de pette in d’and koom te stoan.” Zorg dat je niet afhankelijk wordt, verhef je! Zorg dat je je nooit moet laten knechten! Het rapport lag op tafel, gesloten, maar dwars door de kaft keken enorme vieren en vijven mij indringend aan. Opa zei het niet, of zonder die woorden misschien toch: “Ga leren, leren, leren, opdat ze je er niet onder krijgen.” Zo diep zat dat.

Wat in die vroege arbeidersbeweging aanwezig was is via de lijn van SDAP en Partij van de Arbeid en vakbonden van generatie op generatie doorgegeven, tot vandaag aan toe: internationale solidariteit, verbetering van arbeidsomstandigheden tot in de textielfabrieken van Bangladesh toe, daar strijden we voor, fatsoenlijk werk: schoonmakers in dienst van de overheid, volwassen loon voor volwassen werk ook als je 22 of 23 bent. Daar doen wij in: in betere tijden, stapje voor stapje. Afhankelijkheid voorkomen, verheffen, emanciperen.

Wij doen in hoop, niet in angst. Wij zingen in Morgenrood: “Weldra is voor alle volken schitterend zonlicht opgegaan.” Wij doen in een betere wereld, wij zijn van “De Mei”. Wij zijn van een betere wereld, al is ie er morgen nog niet. We moeten er vandaag wel aan werken. Vieze handen maken…desnoods in een regering met de VVD.

Dat zoeken naar een betere wereld, beter werk, nog een stapje vooruit, soms alleen maar verdedigen wat er is, wordt niet altijd herkend en niet altijd gewaardeerd. Onze beweging, politiek en de bonden, zit in de verdrukking. In Frankrijk, in Engeland, in Nederland. Waar we bovenstroom waren, omdat solidair denken in de samenleving bovenstroom was, lijken we nu aan de zijlijn te raken. De peilingen voor de PvdA zijn al meer dan een jaar niet te verteren. Onverantwoordelijke politieke handelaren in angst en vreemdelingenhaat dreigen mainstream te worden: Wilders, Trump, Mari le Pen, Hofer (van de nationalistische FPÖ in Oostenrijk). Mensen lijken niet altijd te beseffen wat er op het spel staat.

Maar…de sociaal-democratie heeft vaker voor hete vuren gestaan. In 2002 gingen we van 45 naar 23 zetels…in 2003 van 23 naar 42. Kom er nu maar eens om! En zetels is niet alles: in ’86 haalden Den Uyl en Kok samen 52 zetels, het op1-na beste resultaat voor de PvdA ooit. Maar rechts had een meerderheid en we bleven buiten de regering. De partij zat in zak en as. Er werd een congres bijeen geroepen. “Hoe moet dit nu verder?”, was de vraag: zoveel winnen en toch langs de kant. Den Uyl spreekt als laatste. Zijn 2e kabinet Den Uyl is definitief buiten beeld, maar hij weet dat de sociaal-democratie over hoop gaat, over een betere toekomst voor iedereen. Daarom draagt hij gepassioneerd in een bomvolle hal vol teleurgestelde partijgenoten een gedicht voor. Van Han G. Hoekstra, een arbeidersdichter. Hij las het gedicht voor en voegde daaraan toe: “Geen macht ter wereld kan ons droombeeld drillen, de sociaal-democratie zal nooit verloren gaan.”

DE CEDER

Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,

gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.

Een binnenplaats, meesmuilt ge, sintels, schillen,

en schimmel die een blinde muur aanrandt,

er is geen boom, alleen een grauwe wand.

Hij is er, zeg ik, en mijn stem gaat trillen,

Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,

gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.

Ik wijs naar buiten, waar zijn ranke, prille

stam in het herfstlicht staat, onaangerand,

niet te benaderen voor noodlots grillen,

geen macht ter wereld kan het droombeeld drillen.

Ik heb een ceder in mijn tuin geplant.

Beste mensen: “Geen macht ter wereld kan ons droombeeld drillen, onze idealen blijven, de sociaal-democratie zal nooit verloren gaan”

Luc Greven, uitgesproken op 1 mei ’16

 

*bronnen: Van turf en tabak tot plastic buizen (Ger Harmsen e.a.) en De canon van Steenwijkerland (Henk Spreen e.a.)