1 Mei: Hans Spekman, Soms loopt het leven anders

1 mei 2020

HANS SPEKMAN: SOMS LOOPT HET LEVEN ANDERS

Soms loopt het in het leven anders. Graag was ik aanwezig geweest in Steenwijkerland voor de 1 Mei viering. Ik zal de gemeenschappelijke viering dit jaar moeten missen zoals wij allemaal. Het is nu allemaal anders. Corona heeft het leven op de kop gezet.

Corona heeft ook een grote betekenis voor heel veel kinderen in ons land voor wie het leven toch al niet vanzelf gaat. Kinderen die opgroeien met weinig. Kinderen die, op basis van bewezen succesvolle interventies uit binnen- en buitenland, het meeste baat hebben bij: meer uren onderwijs, extra zorg om zo de sores niet in de kop te laten ontploffen, de beste leraar en de beste directeur voor deze kinderen, betrokkenheid van ouders en het vergroten van belevingswereld. De grote inhaalslag zal ons aller opgave moeten zijn na corona. De kinderen halen dit niet zonder onze hulp in.
Na mijn 25 jaar actief zijn in de politiek voor onze partij zocht ik naar werk waarbij ik alles wat ik heb geleerd en de mensen die ik heb leren kennen in kan zetten voor het in mijn ogen goede. Zorgen dat ieder kind zich maximaal kan ontwikkelen met het Jeugdeducatiefonds is wat ik nu doe. Activistisch, met zelf ook de handen aan de ploeg.

Ik zie ook veel. Schrijnende situaties. Een meisje van die op achtjarige leeftijd ook de zorg hebben voor broertje van vijf en het zusje van twee. Het arme kind werd ook nog eens van de musical les weggestuurd omdat de contributie niet was betaald. Op de gang van een andere basisschool kwam ik een jong meisje tegen. Ze liep met een grote plastic tas vol boeken. Ze vraagt de meester waar ze de boeken moet laten. Ze heeft ze allemaal gelezen en wil nu de boeken achterlaten in het zwerfboekenstation van de school. Voor de andere kinderen van de school. Ze is zo leergierig, ze is gretig. Prachtig om te zien. Ik hoor ook van haar meester het verhaal van het meisje. Thuis is het zwaar, heel zwaar. Haar gretigheid mag nooit worden geknakt. De gretigheid van geen enkel kind. De school helpt haar. Wij helpen de school.

“Leerlingen uit de armste gezinnen doen het minder goed op school dan leerlingen uit rijkere gezinnen” constateert de Oeso recent in de publicatie Educational Opportunity for All. Geen verrassing, wel urgent. Kinderen tot en met twaalf jaar lopen een bovengemiddeld risico op armoede. Ongeveer 10% van deze kinderen leeft in een huishouden met een laag inkomen.

Ik ben de afgelopen twee jaar bij 155 scholen op bezoek geweest. Allemaal scholen die zich graag willen aansluiten bij het Jeugdeducatiefonds en met heel veel kinderen die leven van weinig. Ik zie teams van zeer gedreven leerkrachten. Ze zien de potentie van de kinderen. Maar de leerkrachten zien ook dat geldgebrek een belemmering is in de ontwikkeling voor een kind. Ze zien ook dat hun scholen, met heel veel kinderen die opgroeien vanuit een achterstand, nog een veel grotere opgave hebben. Scholen waar het maken van knutsels veel inzet vraagt van de school. Wij hebben thuis zeker 4 scharen, we hebben meerdere soorten lijm en veel papier. Bij veel van de kinderen van deze scholen zijn er geen knutselspullen. Zonder steun van de school zijn er geen surprises en ook geen cadeaus.

Armoede gaat over meer dan geld. De sociale uitsluiting die eruit voortkomt verstikt mensen. Wat of wie daar ook schuldig aan is, kinderen dragen die schuld niet. Daarvan mag niemand wegkijken. Dat is onverteerbaar in dit geweldige land. Talenten maximaal laten ontwikkelen. Dat is goed voor het kind en goed voor de samenleving.

Er zal altijd strijd zijn: in de jonge jaren van mijn zussen was het nog standaard dat arbeiderskinderen LTS of huishoudschool als advies kregen. Toen kwam cito. Nu oefent heel chique Utrecht de kinderen eindeloos voor cito. Cito alleen als vooruitgangsmotor voldoet al lang niet meer. Volgens Eddie Denessen (onderwijskundige UvM) is er sprake van een ‘klassieke statusstrijd’. Hij vraagt zich af of scholen, beleidsmakers en ouders wel aan gelijke kansen willen werken. ‘Gelijke kansen gaat niet alleen om het wegwerken van achterstanden, maar ook om het verkleinen van de kloof met kinderen van hoger opgeleide ouders. Dat is een heel moeilijk punt voor ouders en beleidsmakers. Scholen zien hoger opgeleide ouders toch vaak als hoofdklant.’
Ik vraag me dan ook soms af: hebben we nog de ambitie om generatie op generatie doorgegeven armoede te doorbreken? Willen we nog de schaamte zien van het afhankelijk zijn, alleen maar te horen wat er niet deugt, maar ook de trots als het wel lukt alles rond te krijgen? Zijn we nog bereid om ‘klassieke statusstrijd’ te voeren, de kloof te verkleinen? De kloof verkleinen, daar zijn we toch ooit ook voor opgericht! Ik mag hopen van wel, overtuigd ben ik nog niet. Dan moeten we met elkaar als samenleving toch echt meer over hebben voor deze honderdduizenden kinderen.

En het kan. En vooral: het moet.

Gretigheid mag niet knakken.

Hans Spekman